Weersomstandigheden en blauwtong drukken weidegang van koeien in 2024
Afgelopen weideseizoen is het aantal melkveebedrijven met buiten grazende koeien gedaald naar 80,1%, blijkt uit de cijfers die ZuivelNL vandaag presenteerde. Uit een rondvraag…
Nieuws - 4 mei 2021
Het nieuwe GLB moet op 1 januari 2023 starten. Dan komt er een nieuwe systematiek:
Pijler 2 van het GLB (het plattelandsbeleid) blijft in grote lijnen dezelfde mogelijkheden bieden, met o.a. agrarisch natuurbeheer, Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW), jonge boerensteun (JOLA), investeringen, risicobeheer (brede weersverzekering), innovatie (Europees Innovatie Partnerschap, EIP) en LEADER.
Op basis van een pijler 1 budget van 717 miljoen euro per jaar, 1,75 miljoen subsidiabele hectares en een verdeling van de directe betalingen van 60% voor de basisvergoeding en 25% voor eco-regelingen (het laatste compromisvoorstel is minimaal 22% in 2023/24 en daarna 25%), kom je uit op een totale hectarebetaling van rond 330 euro per hectare. De betalingen komen in 2021 uit op 371 euro per hectare, inclusief de betaling voor vergroenen. Twee procent van pijler 1 gaat nu richting jonge agrariërs en er wordt een “nationale reserve” aangehouden van 1-2%. Tot slot is er 3,3 miljoen euro (0,5%) voor de graasdierenvergoeding (vleesvee en schapen op natuurgronden).
Onzekere factor: op dit moment hevelt Nederland 10% van pijler 1 (71 miljoen euro) over naar pijler 2 voor DAW, agrarisch natuurbeheer, brede weersverzekering en steun voor specifieke sectoren (kalfsvlees, aardappelzetmeel en rundvlees). Het is onzeker hoeveel LNV en provincies in de toekomst willen overhevelen. Een gevoelige kwestie omdat lidstaten overgeheveld geld niet hoeven te verdubbelen (‘co-financieren’). Daarmee wordt pijler 1 al gauw een grabbelton.
Triloog onderhandelingen in Brussel
Onder voorzitterschap van Portugal is een beetje vooruitgang geboekt, maar heel veel moet nog gebeuren. De eerstvolgende triloog is op 14 mei. De groene architectuur (verdeling van gelden, eisen aan de basisvergoeding, eco-regelingen) is de hete aardappel.
Mogelijke eisen aan de basisvergoeding
GLMC 1 (Goede Landbouw- en Milieu Conditie): bescherming van blijvend grasland
Dit betreft de instandhouding van blijvend grasland. Nederland handhaaft dat op nationaal niveau. Het aandeel blijvend grasland op het totaal areaal subsidiabele landbouwgrond is ongeveer 38%. Zolang dat aandeel niet te veel daalt (meer dan 5%), hoeft de Nederlandse regeling niet te wijzigen. Daarnaast loopt er is het een discussie over blijvend grasland dat wel onderdeel uitmaakt van een vruchtwisseling, maar die langer duurt dan zes jaar.
GLMC 2: bescherming van veen- en natte gronden
Lidstaten worden verplicht om hier iets mee te gaan doen. Het gaat om klimaatbescherming. De vraag wordt hoe Nederland dit in wil gaan vullen en wat bijvoorbeeld ‘effective protection’ in de praktijk betekent.
GLMC 4: spuit- en bemestingsvrije zones langs sloten
Het Europees Parlement heeft een minimum breedte van drie meter voorgesteld. Zowel Parlement als het Portugese voorzitterschap stellen voor dat lidstaten de breedte kunnen aanpassen aan hun omstandigheden, inclusief in gebieden met veel sloten. Dat biedt Nederland ruimte.
GLMC 7: geen onbedekte grond in de meeste gevoelige periode
In de triloog-teksten wordt gesproken over de praktische invulling. De raad beperkt het tot gevoeligste gebieden.
GLMC 8: vruchtwisseling
De triloog-teksten bieden opties: gewasrotatie en -diversificatie. Er zou een uitzondering komen voor blijvende teelten en bedrijven met minder dan 10 hectare bouwland. Biologische certificering zou het bedrijf moeten vrijstellen van deze GLMC.
GLMC 9: 5% non-productieve grond op bouwland
De raad wil een regeling op basis van de huidige vergroening, dus met vanggewassen (weegfactor 0,3) en eiwitteelt. Als de lidstaat een invulling kiest met braak en landschapselementen, dan zou het minimum 4% worden. Bedrijven met minder dan 10 ha bouwland zouden vrijgesteld worden. De Europese Commissie pleit voor een oplopend percentage. Van belang is dat de boer zelf kan kiezen en niet dat straks de lidstaat voor haar/hem keuzes maakt.
GLMC 10: blijvend graslandbescherming in Natura 2000 gebieden
In principe is er een akkoord dat lidstaten ‘gevoelige graslanden’ in Natura 2000 gebieden kunnen aanwijzen, dus echt productiegrasland zou je dan kunnen uitzonderen van een ploegverbod. Het biedt lidstaten straks wat meer ruimte.
Andere lopende discussiepunten in de triloog
Er zijn triloog-discussies gaande over ‘actieve agrariër’, ‘kleine boer’, ‘nieuwe boer’ en ‘jonge boer’. Het Europees Parlement wil dat lidstaten in ieder geval een definitie van ‘actieve agrariër’ gaan hanteren. De Landbouwraad wil dat als lidstaten geen definitie hanteren, ze in ieder geval kiezen voor een plafonnering van directe betalingen of een herverdeling van GLB-betalingen naar kleinere bedrijven.
In Nederland hebben we al een definitie van ‘actieve agrariër’: inschrijving bij de Kamer van Koophandel als landbouwbedrijf. De definitie van ‘kleine boer’ lijkt uit te draaien op een maximum bedrag aan directe betalingen van 1250 euro per jaar.
Ten aanzien van jonge agrariërs lijkt het aandeel van de jonge boeren (tot 40 jaar) top-up uit te komen op 3%. Het Europees Parlement gaat nog voor 4%. De landbouwministers kunnen leven met 3%, maar willen dat inclusief het budget in pijler 2 voor investeringssteun. Om vijf jaar lang de top-up te kunnen krijgen, zou je bij de eerste aanvraag niet ouder mogen zijn dan 35.
Een andere definitiekwestie is ‘subsidiabele grond’ en of landschapselementen mogen meetellen bij de opgaaf. LTO heeft aandacht gevraagd voor sloten, ook in verband met GLMC 9 (zie boven). Noot: in de Green Deal vraagt de Europese Commissie om 10% van het landbouwareaal niet-productief te maken.
Er zijn nog andere punten niet besproken in de triloog, zoals de ‘sectorale initiatieven’. Lidstaten zouden maximaal 3% van het pijler 1 budget hieraan kunnen besteden, bijvoorbeeld aan erkende producentenorganisaties met bepaalde activiteiten.
Voorbereidingen Nationaal Strategisch Plan (NSP)
In Nederland is het ministerie van LNV hard bezig met het schrijven van het NSP. Dat moet vóór eind 2021 naar DG AGRI voor goedkeuring. De discussie concentreert zich op de eco-regelingen. Er komt waarschijnlijk een vrijwillig keuzemenu op basis van vijf onderdelen: klimaat, bodem, biodiversiteit, water en landschap. LTO Nederland hoort dat Nederland de enige lidstaat is die hiervoor kiest. Andere lidstaten kiezen voor maatregelen die op zich staan.
Duitsland gaat voor het volgende rijtje:
In Vlaanderen worden waarschijnlijk belangrijke thema’s:
Van belang wordt straks dat het Nederlandse systeem eenvoudig uitvoerbaar is. Tegelijkertijd moet het scoren op de lijstjes van Brussel; daar moeten men het ook kunnen snappen.
Een ander discussiepunt is de graasdierenvergoeding voor vrouwelijke runderen en schapen die grazen op natuurterreinen. De Europese Commissie is kritisch over de regeling. Vraag is wat er voor in de plaats kan komen. Wat dat betreft is het opmerkelijk dat Duitsland na bijna 20 jaar weer gekoppelde premies in gaat voeren voor schapen en geiten (30 euro per dier) en zoogkoeien (60 euro per dier), tot een maximum van 2% van het pijler 1 budget.
Grote onbekende is het percentage van het pijler 1 budget dat LNV en provincies straks willen overhevelen naar pijler 2 (plattelandsbeleid). Volgens de Brusselse voorstellen hoeven provincies en rijk dat geld niet te verdubbelen (co-financieren). Andere discussiepunten zijn mogelijke regionale differentiatie (zie GLMC 2) voor veenweidegebieden. In pijler 2 wordt gewerkt aan een regeling voor zeldzame huisdierrassen, naar aanleiding van een aangenomen Tweede Kamer motie.
Na de eerste ronde GLB-pilots komt er een twee ronde met pilots voor agrarisch natuurbeheer, veenweiden en kringlooplandbouw. Het is van belang dat sectoren en regio’s goed meedoen aan die pilots.
Vervolg discussies GLB
De eerstvolgende triloog is op 14 mei, gevolgd door een ‘supertriloog’ op 25/26 mei, gelijktijdig met de Europese Landbouwraad. Dit worden waarschijnlijk ‘marathonvergaderingen’ gezien de vele heikele openstaande punten. EU-voorzitter Portugal probeert vóór eind juni tot een akkoord te komen.
LNV plant om in juli een Nationaal Strategisch Plan in grote lijnen klaar te hebben. In november komt het NSP op de agenda van de Tweede Kamer. Het NSP moet vóór eind december naar Brussel. Dan duurt het zeker nog zes maanden voordat goedkeuring volgt, al dan niet na een tweede ronde discussies en indienen. Het nieuwe GLB zou op 1 januari 2023 van start moeten gaan.
Gezien de laatste ontwikkelingen houdt LTO Nederland een bestuurlijk overleg op 19 mei om bij te praten en het standpunt van eind 2019 op onderdelen aan te scherpen.
De gecombineerde opgaaf 2021
Ondertussen zitten we midden in de gecombineerde aanvraag 2021. De basispremie voor 2021 zal naar verwachting van RVO nagenoeg gelijk zijn aan vorig jaar. Dat betekent een basisbetaling van € 259 per hectare. Dit is een voorlopig cijfer: het definitieve bedrag wordt eind 2021 bekend en hangt vooral af van het opgegeven areaal subsidiabele landbouwgrond. Dit neemt ieder jaar een beetje af door woningbouw, infrastructuur en natuur. De vergroeningspremie komt er bij als percentage van de basisbetaling. Ook die is waarschijnlijk gelijk aan vorig jaar, € 112. Dat komt in totaal neer op een betalingsrecht van € 371 per hectare. In 2022 worden de betalingsrechten nog op dezelfde wijze berekend. In 2023 gaat de nieuwe systematiek gelden onder het nieuwe GLB.
Graasdierenvergoeding 2021
De graasdierpremie is voor vrouwelijke runderen (ouder dan twee jaar) en schapen (geboren vóór 2021) die grazen op niet-subsidiabele grond zoals heide, duinen, kwelders en stadsparken. De dieren zijn alleen subsidiabel als ze op 15 mei 2021 aanwezig zijn op het bedrijf en I&R geregistreerd zijn. In MijnPercelen op RVO.nl staat een nieuwe kaartlaag, waar percelen gemarkeerd zijn. De dieren moeten onafgebroken grazen op deze gronden van 15 mei tot en met 15 oktober. Premie: vrouwelijke runderen 153 euro budget per dier, schapen 23 euro per schaap. In totaal is er dit jaar respectievelijk € 2.297.143 en € 1.052.857 beschikbaar voor runderen en schapen. Als er meer aanvragen binnenkomen dan dat er budget is, dan verlaagt de RVO het aantal dieren waarvoor vergoeding beschikbaar is voor alle aanvragers.
Belangrijke data 2021
LTO Nederland heeft gevraagd aan LNV of het mogelijk is in 2021 net als in 2020 een voorschot uit te keren. In 2020 maakten ruim 13.000 bedrijven gebruik van deze regeling. Toen werd vanaf 1 juli 80% uitgekeerd. Normaal gesproken betaalt de RVO vanaf 1 december uit en is het streven om 99% voor 31 december af te wikkelen.
Wijzigingen gecombineerde opgaaf 2021
Afgelopen weideseizoen is het aantal melkveebedrijven met buiten grazende koeien gedaald naar 80,1%, blijkt uit de cijfers die ZuivelNL vandaag presenteerde. Uit een rondvraag…
Boeren en tuinders krijgen het advies om komend groeiseizoen het werken met een gesloten vulsysteem bij het vullen van gewasbeschermingsapparatuur in hun bedrijfsvoering op te nemen.
De NVWA heeft op de avond van 17 december gemeld dat een schapenhouder, volgens de NVWA, in overtreding zou zijn vanwege onvoldoende bescherming van zijn schapen tegen wolven…
Zestig dierenactivisten zijn vrijgesproken voor het binnendringen en bezetten van een varkensstal in Boxtel in 2019. Volgens het gerechtshof in Den Bosch kon niet bewezen…